Het gebitsonderzoek

Het begin van iedere behandeling is het stellen van een duidelijke en nauwkeurige diagnose. Om een goede gebitsbehandeling uit te voeren is een uitvoerig onderzoek dan ook noodzakelijk. Het gebitsonderzoek dient op een gestructureerde manier uitgevoerd te worden. Dit kan per gebitsbehandelaar of paardentandarts verschillen, alleen moet wel ieder gedeelte van de mondholte onderzocht worden. Een goede mondsperder, goede lichtbron en uitgebreid onderzoek helpen erbij aandoeningen in een vroegtijdig stadium te ontdekken. Er zijn veel gebitsverzorgers die enkel werken door het voelen van het gebit. Hierdoor worden maar al te vaak aandoeningen gemist, zoals een beginnende diastase.

Bij een volledig gebitsonderzoek wordt het hele gebit gevoeld en al het zachte weefsel gecontroleerd op voelbare beschadigingen. Ook wordt er nog onder het gebruik van een goede lichtbron gekeken naar enige afwijkingen en aandoeningen aan het gebit. Aandoeningen bij paarden blijven vaak onopgemerkt, dit terwijl ze frequent voorkomen. Dit komt doordat veel paarden nog nooit een gebitsbehandeling hebben ondergaan. Vaak wordt de paardentandarts of gebitsverzorger pas ingeschakeld bij zichtbaar duidelijke symptomen, zoals vermageren of het maken van proppen. Echter wordt hierbij vaak de hulp te laat ingeroepen en kunnen niet alle aandoeningen meer worden verholpen. 

Het primaire doel van een gebitsbehandeling is dan ook het vroegtijdig opsporen van eventuele afwijkingen, zodat deze in een vroegtijdig stadium kunnen worden gecorrigeerd.

gebitsonderzoek pony door paardentandarts met speculum in
Schattig paard in halster wachtend behandeling gebitsverzorger

Veiligheid tijdens de behandeling en het onderzoek

Bij aankomst wordt er als eerste een veilige werkplek uitgezocht, dit is bij mij meestal de stal van het desbetreffende paard of één van de volgende locaties:

  • De poetsplaats of wasplaats
  • Onder een overkapping
  • In het weiland
  • Op de straat
  • In de stalgang
  • In de paddock
 

Na het uitzoeken van de locatie kijk ik altijd of er geen voorwerpen aanwezig zijn waaraan het paard zich kan bezeren. Indien deze worden gezien worden deze weggehaald of aan de kant gezet.

Het uitvoeren van een gebitsbehandeling in een niet-afgesloten ruimte, zoals een weiland of midden op straat is vaak niet handig. Paarden hebben de neiging om met het speculum (mondsperder) in achterwaarts te lopen. Als er object, muur of stalgedeelte is om het paard tegen te houden kan dit in het oneindig doorgaan.

Het materiaal voor het gebitsonderzoek

Het halster wordt altijd aangepast of vervangen naar een goed passend exemplaar. Het halster dient genoeg ruimte te hebben rond de neusband, omdat het de mondsperder de kaken uit elkaar houdt. Vaak zit deze neusband te strak om de mond van het paard volledig open te doen. Het hoofd van het paard kan daarna makkelijk en comfortabel in het halster hangen die verbonden is aan de staldeur of een balk boven het hoofd of het paard kan op een standaard leunen (welke vaak in weilanden of open ruimtes wordt gebruikt). Het hoofd van het paard wordt op ooghoogte gehouden, waardoor er een goed visueel onderzoek plaats kan vinden.

De mondsperder ook wel speculum genoemd wordt geplaats. De meeste paarden hebben geen enkele moeite met het indoen van het speculum, wanneer ze al een aantal keer het bit in hebben gehad. Het speculum houdt de mond van het paard op een aangename manier open door ijzeren platen tussen de voortanden te plaatsen. De druk wordt hierdoor verdeelt over alle 12 snijtanden. Indien de druk niet goed verdeeld kan worden door een aandoening of afwijking aan de voortanden zal altijd voor het indoen van het speculum de snijtanden worden gecorrigeerd. Het speculum geeft gemakkelijk en eenvoudig toegang tot de mondholte en de mogelijkheid het volledige gebit te controleren en te corrigeren.

Bij lange behandelingen wordt het speculum regelmatig even gesloten, om het kaakgewricht niet overbelast te laten raken.

Door het gebruik van de bovenstaande behandelmethode met gebruik van een goede lichtbron kunnen onder andere de volgende aandoeningen in een vroegtijdig stadium worden gevonden:

  • Diastasen
  • Parodontitis
  • Cariës
  • Loszittende kiezen
Protuberante kies paard
Diastase Diastema's aan de voortanden paard

De geschiedenis van het paard

Tijdens het opzetten van alle materialen en instrumenten die nodig zijn voor de behandeling wordt alvast gekeken naar de voorgeschiedenis van de patiënt. De volgende onderwerpen zijn vaak handig om te weten voordat ik begin aan een behandeling:

  • Is het paard drachtig?
  • Wanneer is de laatste gebitsbehandeling geweest en op welke wijze is je paard behandeld? Is dit handmatig of machinaal?
  • Heeft je paard duidelijke symptomen van een gebitsprobleem?
  • Wordt je paard met een bit gereden?
  • Op welk niveau loopt je paard?
  • Bij oudere paarden kan het nuttig zijn een schatting van de levensverwachting te maken
  • Zijn er bij vorige behandelingen nog ernstige afwijkingen of aandoeningen gevonden?
  • Is er een gebitskaart of samenvatting van de behandeling beschikbaar van voorgaande behandelingen?
  • Hoe oud is je paard?
  • Zijn er duidelijke veranderingen met de aanleuning tijdens het rijden ten opzichte van eerder?

Als er duidelijk is waar ernaar gekeken dient te worden kan het onderzoek beginnen,

Paard gebitsbehandeling

De observatie van het paard voor en na de behandeling

Indien er door de eigenaar gemeld wordt dat het paard op een andere manier dan normaal lijkt te eten, kan er van tevoren even gekeken worden op welke wijze het paard exact eet. Hierdoor kan er al een inschatting gemaakt worden waar het probleem zich bevindt. Vaak krijg ik te horen dat paarden hun krachtvoer laten vallen, maar dit doet bijna ieder paard. Het wordt alleen zelden opgemerkt, omdat paarden het meestal in hun voerbak eten en het ook daar direct weer invalt. Wel duidt het laten vallen van ruwvoer proppen op een gebitsprobleem.

Indien een paard voor de behandeling amper kon eten, komt het regelmatig voor dat na de behandeling het paard direct weer begint met eten. Een voorbeeld hiervan is de volgende casus:

Ik word gebeld voor het behandelen van een 17-jarige Friese merrie die drachtig is en al een paar dagen bijna niets heeft gegeten. Bij aankomst blijkt de merrie over drie maanden al te zijn uitgerekend, maar ziet er extreem vermagerd uit. Er wordt begonnen met het onderzoek aan de buitenkant, geen zichtbare en voelbare afwijkingen. Het speculum wordt geplaatst en al snel worden de volgende afwijkingen geconstateerd:

1.       Meerdere haken zowel voorin als achterin van 0,5 tot 1,5 cm hoog

2.       Golfgebit

3.       Een diastase tussen de 4-6 en 4-7 waar voedsel tussen zit

4.       Beschadiging van de wangen aan beide kanten ter hoogte van de 9,10 en 11

5.       Extreem scherpe punten

Dit paard was jarenlang niet behandeld geweest en had zichtbare afwijkingen die voor deze merrie zeer pijnlijk waren.

Voor de behandeling zijn alle scherpe punten verwijderd, haken ingekort en de diastase schoongemaakt en open geboord. Ik probeer altijd een zo’n kort mogelijke periode te krijgen tussen het beginnen van de behandeling en het einde van de behandeling, dit om het paard zo min mogelijk en kort mogelijk stress te geven van de behandeling. Zeker als een paard drachtig is zoals deze merrie is dit vereist.

Na het behandelen van deze merrie begon ze direct weer met het eten van ruwvoer, dit was zo’n 10 seconden na de behandeling.

Tijdens het behandelen van de volgende paarden wordt er door de eigenaar opgemerkt dat deze merrie in geen weken zoveel en zo snel heeft gegeten als na de behandeling.